Een tweepersoons ziekenhuiskamer. Koert Kalis is opgenomen voor een heupoperatie. Hij verwacht na een week weer naar huis te kunnen gaan. Naast hem ligt Henrik Janssen in tracties. Hij kent het ziekenhuisleven van haver tot gort. De man ligt daar al maanden om een serie ingrijpende operaties aan benen en heupen te ondergaan.

Kalis en Janssen zouden onder andere omstandigheden nooit tot meer dan tot oppervlakkige kontakten zijn gekomen. Eerst houdt ook nu Kalis de bemoeizuchtige en praatzieke buurman op afstand. Kort voor en na zijn operatie is hij volledig op eigen lijf en leven geconcentreerd. Maar Janssen houdt vol en blijft hem bestoken met bespiegelingen over de maatschappij en zijn oordelen over de gang van zaken in het ziekenhuis.

Als hij na Kalis’ operatie hem door snel ingrijpen behoedt voor een fatale val uit bed ontstaat er langzamerhand een band tussen de twee.

Er volgt een week met kleine ruzies en grote bekentenissen, lachen en huilen, pijn en oud zeer en de onvermijdelijke platte grollen met de verpleging. De twee bouwen een bijzondere relatie op die voorgoed afbreekt als op een morgen de snelgenezende Kalis naar huis mag gaan. Diezelfde morgen zal Henrik Janssen zijn allerlaatste operatie ondergaan.